HISTORIE:
De vermoedelijke afstamming: zoals alle dogachtigen van de Molosser uit Epire en het Romeinse keizerrijk. Verwant aan de Engelse Bulldog, de Alaunt uit de middeleeuwen,
de Franse Doggen en de Mops. De Bulldog die wij kennen is het product van verschillende kruisingen die gedreven fokkers in de volkswijken van Parijs in de jaren voor 1880 maakten. Destijds als hond van de lastdragers van de Hallen, slagers en koetsiers, wist
hij door zijn bijzondere bouw en karakter het hart te veroveren van de high society en de artiestenwereld.
Hij nam snel in aantal toe. De eerste rasvereniging werd in 1880 in Parijs opgericht. De eerste geregistreerde inschrijving dateert uit 1885 en
de eerste standaard werd opgemaakt in 1898, het jaar waarin de "Société Centrale Canine" het Franse Bulldog als ras erkent. De eerste hondententoonstelling werd gehouden in 1887.
De standaard werd gewijzigd in 1931 - 1932 en 1948, herschreven
in 1986 door H.F. Reant en R. Triquet (gepubliceerd door de F.C.I. in 1987) en daarna door het bestuur van de Franse Bulldoggenclub in samenwerking met R. Triquet. Daarna in 1994 by Violette Guillon (F.C.I. publicatie 1995) en in 2012 door het bestuur
van de Franse Bulldogen Club van de ‘moedervereniging’ te Frankrijk.
FCI-St. N° 101 / 17.04.2015
ALGEMEEN VOORKOMEN:
Typisch een klein formaat
dogachtige. Kleine krachtige hond, kort, gedrongen in al zijn proporties, kortharig, met een wipneus, staande oren en met een van nature korte staart. Hij moet het voorkomen hebben van een actief dier, intelligent, zeer gespierd met een compacte structuur
en een solide beendergestel.
In zowel de algehele harmonie, als het voorkomen, als de beweging mag er in geen enkel onderdeel, t.o.v. andere onderdelen sprake zijn van enige overdrijving .
BELANGRIJKE VERHOUDINGEN: de lengte
van het lichaam - tussen de punt van de schouder en het zitbeen- is iets langer dan de hoogte van de schoft. De lengte van de voorsnuit is ongeveer 1/6 van de totale lengte van het hoofd.
GEDRAG
- KARAKTER:
Gezellig, speels, opgewekt, bezitterig en een pientere gezelschapshond
HOOFD:
Het hoofd moet krachtig, breed
en vierkant zijn; de hoofdhuid vormt symmetrische plooien en rimpels, zonder overdrijving.
SCHEDELGEBIED :
Schedel
- Breed, bijna plat van oor tot oor, bol voorhoofd. De wenkbrauwen springen naar voren en zijn gescheiden door een bijzonder ontwikkelde groef tussen de ogen. De groef mag zich op het voorhoofd niet voortzetten. De achterkant van de schedel
is weinig ontwikkeld.
Stop: geaccentueerd.
HET GEZICHT:
Het hoofd van de Franse Bulldog wordt
gekenmerkt door zowel een terugwijkende massieve snuitpartij als een licht tot gemiddeld naar achter aflopende terug liggende neusrug. De neus is licht opgewipt ‘snub nose’ (wip neus).
Neus:
zwart, breed, , wipneus, goed geopende en symmetrisch geplaatste neusgaten, schuin naar achter liggend. De schuin aflopende neusgaten evenals de wipneus moet echter altijd de normale neusademhaling mogelijk maken.
Voorsnuit: erg kort, breed, vertoont concentrisch symmetrische plooien.
Lippen: dik, een beetje slap en zwart. De bovenlip sluit aan op de onderlip in het
midden en bedekt volledig de tanden. Het profiel van de bovenlip is hangend en rond. De tong mag nooit zichtbaar zijn indien de hond niet opgewonden is.
Kaken/tanden:
breed, krachtig.De onderkaak steekt voor de bovenkaak uit en buigt naar boven. De onderste snijtandenboog is gerond. De kaken mogen geen zijwaartse afwijking noch verdraaiing vertonen. De opening tussen de snijtanden van de boven- en onderkaak is niet strikt
onbeperkt, de essentiële voorwaarde blijft echter dat de bovenlip en de onderlip op elkaar sluiten zodat ze de tanden geheel bedekken.
De snijtanden van de onderkaak staan voor de snijtanden van de bovenkaak. Voldoende ontwikkelde snij- en hoektanden
en volledig gebit gewenst.
Wangen: goed ontwikkeld.
Ogen: duidelijk zichtbare ogen, opgewekte uitdrukking, laag geplaatst, redelijk ver
van de snuit en de oren, donker gekleurd, tamelijk groot, rond van vorm, laten op geen enkele manier wit zien (oogwit) als de hond recht naar voren kijkt. De randen van de oogleden moeten zwart zijn.
Oren:
van gemiddelde grootte, breed aan de basis en rond aan de bovenkant. Hoog op het hoofd geplaatst, maar niet te dicht bij elkaar, rechtop gedragen. De ooropening is van voren gezien geheel zichtbaar. De huid moet zacht en fijn aanvoelen.
HALS: kort, krachtig licht gebogen, zonder wammen, verbreedt richting de schouders.
LICHAAM:
Bovenbelijning: gaat geleidelijk omhoog , maar niet overdreven, vanaf de schoft richting de lendenen. Deze vorm ook wel roach-back genoemd is een rastypische eigenschap.
Rug: breed en gespierd, vast, niet los.
Lendenen: kort, breed en gerond.
Kruis:
goed aflopend.
Borstkas: tonvorrnig en diep (tot net onder de ellebogen). zeer goed gewelfde ribben zgn. ‘ton vormig’.
Voorborst:
breed en vierkant, van de voorzijde gezien.
Buik en flanken: opgetrokken maar niet als bij een windhond.
STAART:
van nature kort, idealiter lang genoeg om de anus te bedekken, laag aangezet, vrij recht dik aan de basis en smal toelopend naar de punt. Een “geknakte”,"geknoopte" , “gebroken” of een relatief lange staart niet verder reikend
dan de hak is toegestaan. De staart dient laag te worden gedragen. Zelfs in actie moet hij onder een horizontale lijn blijven.
LEDEMATEN
VOORHAND:
Algemeen voorkomen: voorbenen kaarsrecht gezien van zowel de zijkant als de voorzijde.
Schouders: goed terugliggend
Opperarmen: Kort en dik, gespierd, licht gebogen.
Elleboog: aanliggend en strak tegen het lichaam aan.
Onderarmen: kort, recht en gespierd.
Carpus (pols gewricht) : solide, kort
Metacarpus
(middenvoetsbeen): kort en licht gebogen zijwaarts gezien.
Voeten: rond, compact, klein, zogenaamde "kattevoet", licht naar buiten gedraaid. De tenen zijn goed gesloten, korte nagels, dik
en zwart.
ACHTERHAND:
Algemeen voorkomen: De achterbenen zijn sterk en gespierd , iets langer
dan de voorbenen zodat de achterhand wat hoger is. De benen zijn recht zowel van de zijkant als van achteren gezien.
Dijbeen: gespierd, stevig
Sprong:
tamelijk laag, noch te gehoekt noch te recht. enkelgewricht: vast
Voetwortel en middenvoet: stevig en kort.
Voeten:
rond, compact, noch naar binnen noch naar buiten draaiend.
Gangen: De ledematen verplaatsen zich evenwijdig aan de middenlijn van het lichaam zowel van de zijkant als van voren gezien.
Vrij, krachtig en soepele beweging.
Huid: strak
VACHT:
Beharing:
gladde vacht, aanliggend, glanzend en zacht, zonder ondervacht.
Kleuren: fawn, gestroomd of niet, met of zonder witte vlekken
Gekleurde
vacht :
Gestroomd: fawn vacht gekenmerkt door middelmatige, dwarslopende donkere stroming waardoor een ‘getijgerd’ effect gecreeerd wordt. Sterk gestroomde
vachten mogen de fawn grondkleur niet geheel bedekken. Een zwart masker mag aanwezig zijn. Beperkte witte aftekening is toegestaan.
Fawn: egaal gekleurde vacht, van licht tot donker
fawn, soms komt een lichtere kleur van de binnenste lichaamsdelen voor. Met of zonder zwart masker waarbij de gemaskerde honden de voorkeur genieten. Soms voorkomend met beperkte witte aftekening.
Vacht
met witte aftekeningen:
Gestroomd met middelmatige of overwegende witte aftekeningen: zgn ‘bont’. De aftekeningen idealiter verdeeld over de gehele hond. Enkele
spots op de huid toegestaan.
Fawns met middelmatige of overwegende witte aftekeningen: zgn ‘fawn bont’. De plekken idealiter verdeeld over de gehele hond. Enkele spots
op de huid worden getolereerd.
Ongeacht de vachtkleur dient de neus altijd zwart te zijn, nimmer blauw of bruin. De geheel witte exemplaren zijn toegestaan indien de rand van de oogleden en de neus zwart zijn. Deze kleur moet echter niet
nagestreefd worden gezien het risico op doofheid.
GROOTTE & GEWICHT:
Schofthoogte: Reuen 27-35 cm
– Teven:24-32 cm
Een afwijking van 1 cm boven of onder de standaard is toegestaan.
Gewicht: Reuen 9-14 kg – Teven 8-13 kg
500 gram
zwaarder dan het standaard gewicht is toegestaan als het een typisch exemplaar betreft.
FOUTEN: Alles wat afwijkt van het bovenstaande moet worden beschouwd als een afwijking en zal exact bestraft moeten worden naar gelang
de ernst van de afwijking en het effect op de gezondheid en welzijn van de hond.
• Sterk gevlekt bij honden met gestroomd met witte vacht
• Fawn en witte vacht sterk rood gevlekt
• Fawn
kleurige honden met diep zwarte aalstreep over de rug
• Witte ‘’kousen’ bij fawn en gestroomde honden
• Licht gekleurde nagels
ERNSTIGE
AFWIJKINGEN :
• Overtypisch, overdreven ras karakteristieken
• Snuit te lang of overdreven kort
• Zichtbare tong bij gesloten mond
• Lichte
ogen (roofvogeloog)
• Horizontale rugbelijning, van schoft tot de lendenen
• Overvloedige depigmentatie van de lippen, neus, oogleden, de rand die nooit geheel gedepigmenteerd mag zijn
•
Tanggebit
DISKWALIFICERENDE AFWIJKINGEN :
• Agressief of overdreven schuw
• Iedere hond die duidelijk lichamelijke of gedragsafwijkingen
vertoont moet worden gediskwalificeerd
• Ontbreken van ‘type’: onvoldoende rastypische karakteristieken met als gevolg dat de hond niet op andere exemplaren van het ras lijkt
• Volledig gesloten
neusgaten
• Verdraaing of zijwaardse afwijking van de kaak met als gevolg dat de tong constant zichtbaar is
• Hond waarvan de onderste snijtanden achter de bovenste snijtanden gepositioneerd zijn (bovenvoorbijter)
• Hond met permanent zichtbare hoektanden terwijl de mond gesloten is.
• Heterochromie (tweekleurige ogen of twee verschillend gekleurde ogen)
• Andere neuskleur dan zwart
•
Oren niet rechtop gedragen
• Staartloosheid of ingegroeide staart
• St Hubertusklauw aan de achterpoten
• Omgekeerde hak
• Lang- of draadharig of wollige
vacht
• Kleur niet zoals beschreven in de standaard te weten: zwart, zwart met fawn aftekeningen (black & tan) en alle verdunningen van zwart met of zonder witte aftekeningen
• Maat en gewicht buiten
de limieten van de standaard
• Ademhalingsproblemen
• Doofheid
N.B.:
Reuen moeten twee ogenschijnlijk normale testikels
bezitten die volledig in het scrotum zijn ingedaald
Uitsluitend functionele en klinisch gezonde honden, met rastypische bouw, zouden voor de fokkerij gebruikt moeten worden